woensdag 17 juni 2009

[Uw lippen.]

Uw lippen.
Ze zouden uw lippen niet zijn als ze niet zo zacht, zo teder, zo vol, zo veel, zo… alles waren waarnaar ik ooit in lippen heb verlangd.
Uw lippen.
Ze voeren mij naar plaatsen die ik nooit eerder heb gezien.
En ondertussen word ik omringd, verlamd, gehypnotiseerd door een bedwelmende geur die enkel de uwe kan zijn.
Uw lippen.
Ze doen de mijne tintelen van extase, nog lang nadat ze de uwe daadwerkelijk raken.
Uw lippen.
Als god bestond, had hij er miljoenen jaren aan gewerkt om de uwe te boetseren.

Nochtans…
Als uw lippen úw lippen niet waren, dan zou ik ze niet kussen.
Dan zou ik de uwe willen kussen want geen lippen kunnen ooit beter op de mijne passen, dan die van u.

Omdat gij zoveel gij zijt, als ik ik.
En wij nog meer wij, dan wij ooit al eerder zijn geweest.
En omdat onze lippen - als god bestond - gemaakt waren uit hetzelfde stukske klei, zo perfect geboetseerd dat wanneer ze elkaar raken, de wereld efkens stilstaat en alles op z'n plek valt.

Ik kus u in gedachten.

vrijdag 20 februari 2009

[Petsaai..!]

“Maar ge gaat me nog zien... en dus ook horen,” zegt ze.
“En kussen,” vul ik aan. “Gelijk op den tv.”
Ze lacht schaapachtig: “Laten we maar eerst zien waar dat 'elkaar zien' toe leidt...”
“Awel... ik zeg toch net waartoe het leidt?”
“En ik zeg dat we wel zullen zien.”
“Jaja, we zullen zien, we zullen zien.”
“Insinueert gij nu nog steeds dat we gaan kussen?”
“Maar nee! Ik beaam toch maar gewoon wat gij zegt?”
“Is dat een vraag?”
“Zucht!”
Een pets.
“Quit it.”
En dan een aai.
“Sorry.”
“ 't Is niks.”
“Nee, hè?”
“Neih...”
Twee paar glinsterende ogen staren elkaar aan...
Zij ziet mij.
Ik haar.
En dan... Ne kus.
Twaalf minuten. Zeventien. Drieëndertig.
Ik bijt op mijn lip, adem diep in en zeg:
“Ziede wel! Zoals op den tv!”
Petsaai!
En ne zowaar nog langere kus...