woensdag 23 mei 2007

[Die enen dag.]


Ik weet niet hoe dat voor u in zijn werk gaat, maar dagen gelijk die enen dag, die kom ik niet elken dag tegen.
Ik kende u nauwelijks en gij mij evenmin en toch voelden wij ons verbonden met elkaar. (Althans, ik ga ervan uit dat gij dat ook zo voelde. Ge zijt vrij het te weerleggen als ge niet akkoord gaat.)
En als wij dan in dat kleinste cafeetje zaten, niet tegenover elkaar maar naast elkaar, en gij keekt naar mij en ik keek terug naar u en gij lachte die verlegen lach van u (of ge veinsde hem, dat zou mij niet verbazen), dan wilde ik uw lippen kussen, ook al kende ik u in feite nauwelijks en gij mij evenmin.
En toen wij in het park waren en neergezeten op dat bankske alles tegen elkaar zeiden en ondertussen misschien ook wel niks, en gij mijn handen in de uwe naamt omdat ik het zogezegd koud had, wat eigenlijk wel waar was langs buiten maar binnenin stond ik in lichterlaaie, dan wilde ik mijn hoofd op uw schouder leggen en zachtjes uw hals kussen, want ik kende u al een beetje beter en gij mij ook.
En wanneer dat dan donkerder begon te worden en gij naar uw uurwerk keekt en ‘amai is het al zo laat’ zegde, dan wilde ik daar nog uren blijven, want ik wilde u helemaal kennen en dat gij mij helemaal zoudt kennen.
En nog wat later bij het afscheid, als gij mij vastpakte en niet meer losliet, en ik u eigenlijk ook niet los wilde laten maar ik moest wel want den trein stond te wachten en ik wilde u weer kussen maar ik wist dat dat niet mocht, dan had ik efkens het gevoel dat ik u mijn leven lang al kende, en gij mij evenzeer.
En terwijl ik de avondlijke landschappen voorbij zag flitsen en mijn hart nog voelde nabonzen in mijn keel, dan bedacht ik:
“Nu weet ik niet hoe dat voor u in zijn werk gaat, maar dagen gelijk vandaag, die kom ik niet elken dag tegen.”

Geen opmerkingen: